Reactie TIB op nota van wijziging bij Tijdelijke wet

De Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden (TIB) publiceert hierbij de reactie op de nota van wijziging bij het wetsvoorstel Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma. Deze reactie is aangeboden aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Digitale toegankelijkheid

In het kader van de digitale toegankelijkheid is hieronder de uitgeschreven versie van de 'Nota mbt Reactie op de nota van wijziging bij de Tijdelijke wet' opgenomen.   

Nota mbt Reactie op de nota van wijziging bij de Tijdelijke wet

Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden
Binnenhof 19, 2513 AA, Den Haag, www.tib-ivd.nl
Referentienummer: NWP8221357
Datum: 11 januari 2023
Betreft: Reactie op de nota van wijziging bij de Tijdelijke wet

In dit document reageert de TIB op de nota van wijziging1 zoals ter consultatie voorgelegd. De nota van wijziging wijzigt een recent voor behandeling door de Tweede Kamer ingediend wetsvoorstel2 door de introductie van twee wettelijke voorzieningen. Het gaat in de eerste plaats om verlenging van de termijn voor relevantiebeoordeling van gegevens in bulkdatasets verworven met bijzondere bevoegdheden. In de tweede plaats gaat het om de invoering van een bindende, voorafgaande toets voor de zogenaamde “stomme tap”. Deze voorzieningen hebben bovendien een breder toepassingsbereik dan de voorzieningen die zijn opgenomen in het ingediende wetsvoorstel zelf. Zij gelden namelijk voor alle inlichtingenonderzoeken van de diensten. De voorzieningen in het wetsvoorstel zelf hebben juist een beperkter toepassingsbereik. Het zijn daarom ingrijpende wijzigingen.

De TIB maakt in paragraaf 1 eerst enkele opmerkingen over de keuze om de twee wettelijke voorzieningen op te nemen in een apart hoofdstuk van de tijdelijke wet. Daarna gaat de TIB in paragraaf 2 inhoudelijk in op de twee wettelijke voorzieningen die aan het wetsvoorstel moeten worden toegevoegd. Tot slot worden in paragraaf 3 enkele opmerkingen gemaakt over een onderwerp dat geregeld is in het wetsvoorstel zelf, maar wel raakvlak heeft met de twee in de nota opgenomen wettelijke voorzieningen. Dit betreft de informatie-uitwisseling met de CTIVD.

1. Hoofdregels in een tijdelijke wet

Het wetsvoorstel heeft een beperkt toepassingsbereik. In artikel 2 van het wetsvoorstel is de reikwijdte beperkt tot de onderzoeken van de diensten naar landen met een offensief cyberprogramma tegen Nederland of de Nederlandse belangen.

De introductie van nadere regels ten aanzien van de beoordeling op relevantie van bulkdatasets en de introductie van een voorafgaande, bindende toets voor de “stomme tap” in de nota van wijziging, roepen meer fundamentele vragen over de opzet van het wetsvoorstel zelf op. De mogelijkheid tot verlengen van de termijn voor beoordeling op relevantie van bulkdatasets geldt voor vrijwel alle bijzondere bevoegdheden die de diensten in alle onderzoeken kunnen aanwenden. De voorafgaande, bindende toets op inzet van de “stomme tap” geldt voor de gehele Wiv 2017 en daarmee in alle onderzoeken van de diensten. Ze zijn dus niet beperkt tot de onderzoeken van de diensten naar landen met een offensief cyberprogramma.

De voorzieningen vormen daardoor de hoofdregel van de Wiv 2017, maar worden geregeld in een tijdelijke wet die in afwijking van de Wiv 2017 geldt.

Het is de vraag of dat logisch is. Waar het gaat om regelingen die tot verbetering van een wet moeten leiden en die in de plaats komen van de regelingen in die wet, komt het de wetstoepassing ten gunste als de hoofdregel wordt gegeven in de wet zelf. Het zou daarom moeten worden overwogen de voorzieningen zo vorm te geven dat de bepalingen de Wiv 2017 zelf wijzigen. Het voordeel daarvan is dat, in geval van de regeling rond de “stomme tap”, de voorzieningen en waarborgen in de Wiv 2017 gewoon van toepassing blijven (zie hierna onder punt 2.1). Dat geldt ook voor de beoordeling op relevantie van bulkdatasets. Een ander voordeel is dat de wijzigingen in de Wiv 2017 niet tijdelijk zijn, zoals het wetsvoorstel, maar de Wiv 2017 blijvend wijzigen.

2. Inhoudelijke opmerkingen ten aanzien van de nota van wijziging

2.1. Relevantiebeoordeling van gegevens in bulkdatasets

In de artikelen 14a tot en met 14d is een voorziening opgenomen die tot doel heeft de diensten een langere termijn te gunnen om gegevens in bulkdatasets op relevantie te beoordelen. Het gaat alleen om de bulkdatasets verworven met toepassing van bijzondere bevoegdheden, bijvoorbeeld via een agentoperatie of een hackoperatie. De voorziening komt hierop neer dat de minister toestemming kan geven aan het diensthoofd om de termijn waarbinnen de beoordeling op relevantie moet plaatsvinden te verlengen met een jaar. De CTIVD toetst deze toestemming bindend. Deze toestemming kan elk jaar opnieuw worden verleend (en moet dan ook ieder jaar worden getoetst). Er geldt geen maximale termijn. Anders dan nu het geval vervalt de plicht om de beoordeling op relevantie zo spoedig mogelijk uit te voeren.

Deze voorziening stond al in het ter consultatie voorgelegde wetsvoorstel (artikel 12 in de consultatieversie van het wetsvoorstel). De Afdeling Advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) heeft daarover al een advies gegeven.3 De regeling is echter niet opgenomen in het wetsvoorstel dat naar de Tweede Kamer is verstuurd en nu dus in aangepaste vorm in de nota van wijziging opgenomen.

Een van de meest opvallende zaken aan de voorgestelde voorziening is het van overeenkomstige toepassing verklaren van hoofdstuk 2, paragraaf 7, van het wetsvoorstel. Dit betekent dat de informatie-uitwisselingsmogelijkheid tussen TIB en CTIVD (artikel 11), maar ook het bindend toezicht van de CTIVD (artikel 12) en de beroepsprocedure (artikel 13), worden geïntroduceerd. Niet alleen in de onderzoeken van de diensten naar landen met een offensief cyberprogramma, maar ook in alle andere onderzoeken van de diensten zullen de TIB en de CTIVD informatie met elkaar kunnen uitwisselen waar het gaat om de omgang van de diensten met bulkdatasets, kan de CTIVD bindend toezicht houden op het verlengen van de termijn voor beoordeling op relevantie daarvan en kunnen de diensten naar de Raad van State stappen als zij het oneens zijn met een oordeel van de CTIVD hieromtrent.

Ten aanzien van de inhoud van de voorgestelde voorziening heeft de TIB de volgende opmerkingen.

a) Zo spoedig mogelijke beoordeling op relevantie

De TIB ziet het belang dat de diensten een passende termijn wordt gegund om de gegevens in de bulkdataset te analyseren en te kunnen gebruiken voor de onderzoeken van de diensten.

Tegelijkertijd moet het bewaren van gegevens in bulkdatasets die niet van belang zijn voor de diensten zo kort mogelijk worden gehouden. Bulkdatasets bevatten voor het merendeel gegevens van personen of organisaties die niet in aandacht van de diensten staan en daar ook nooit zullen staan. Door een voortdurende opslag van gegevens van deze personen of organisaties wordt hun privacy blijvend geschonden.

De voorgestelde voorziening waarbij het vereiste van een zo spoedig mogelijke beoordeling op relevantie vervalt zal naar verwachting in de praktijk betekenen dat de relevantiebeoordeling op bulkdatasets in het geheel niet meer zal worden uitgevoerd. Pas op het moment dat geen noodzaak meer zou bestaan om verlenging te vragen van de termijn komt de beoordeling op relevantie feitelijk in beeld. Dat is tevens het moment dat is vastgesteld dat de bulkdataset in zijn geheel geen waarde meer heeft en derhalve zonder problemen vernietigd zou kunnen worden. Het heeft dan geen zin meer om een slag over de gegevens te maken om uiteindelijk vast te stellen dat alles vernietigd kan worden. Het in een keer vernietigen van de hele bulkdataset ligt dan meer voor de hand.

Het laten vervallen van het vereiste volgt alleen uit de toelichting bij wetsartikelen in een wet die in afwijking van de hoofdwet, de Wiv 2017, moeten gelden. De toelichting bij de nota van wijziging gaat niet in op de vraag waarom het laten vervallen van deze eis noodzakelijk is. Eerder heeft de Afdeling zich al kritisch uitgelaten over het laten vervallen van dit vereiste. De Afdeling stelde vast dat een prikkel om gegevens zo spoedig mogelijk op hun relevantie te beoordelen hierdoor ontbreekt. In de nota van wijziging is niets met deze vaststelling gedaan.

Gelet op het belang van het zo klein mogelijk houden van de inbreuk die wordt gemaakt op de privacy van personen of organisaties die niet in onderzoek zijn acht de TIB het aangewezen dat het vereiste van een zo spoedig mogelijke relevantiebeoordeling wordt gehandhaafd. Dit zorgt ervoor dat bij de diensten een prikkel blijft bestaan om steeds zo snel mogelijk gegevens die voor de onderzoeken van de diensten niet relevant zijn te vernietigen.

b) Volledige toets op het verzoek tot verlenging van de beoordelingstermijn

Een van de belangrijkste kritiekpunten van de Afdeling vormde het ontbreken van een vastgelegd toetsingskader waaraan de CTIVD de toestemming van de minister om de beoordelingstermijn te verlengen dient te toetsen. Dat werd wel noodzakelijk geacht. In de voorgestelde voorziening is verduidelijkt welke onderbouwing de diensten moeten geven bij het verzoek tot verlenging van de beoordelingstermijn. In zoverre is het advies van de Afdeling dus opgevolgd.

De objectieve toetsingscriteria zijn echter beperkt tot enkel en alleen de noodzakelijkheid van verlenging van de beoordelingstermijn. In de toelichting staat dat expliciet: Voor de verlenging van de termijn dienen de diensten telkens toestemming van de verantwoordelijke minister te verkrijgen. Daarbij onderbouwen de diensten waarom het noodzakelijk is om de betreffende bulkdataset een jaar langer te bewaren. De toelichting geeft (limitatief) aan dat de verlenging getoetst kan worden aan de hand van twee objectieve toetsingscriteria, te weten 1) het gebruik van gegevens uit de bulkdataset in het afgelopen jaar of de afgelopen jaren en 2) de verwachte potentiële bijdrage van gegevens uit de bulkdataset aan onderzoeken gedurende het komende jaar of de komende jaren.

Slechts de noodzakelijkheid voor het de facto langer bewaren van de bulkdataset wordt beoordeeld aan de hand van twee aspecten. Van noodzakelijkheid is bovendien ook al zeer snel sprake. Zelfs indien geen enkel kenmerk of gegeven uit de bulkdataset aanleiding heeft gegeven tot nader onderzoek, dan nog kan slechts de verwachting dat ergens in de komende jaren een kenmerk of gegeven uit de bulkdataset in potentie een bijdrage kan leveren aan enig onderzoek voldoende zijn om het bewaren daarvan noodzakelijk te noemen.

De CTIVD zal bindend toezicht uitoefenen. Dat juicht de TIB toe. Daarbij zal de CTIVD dus toetsen of de diensten en de minister zich houden aan de wet. Op basis van de voorgestelde regeling en de toelichting daarop is dat kennelijk beperkt tot het enkel toetsen van de noodzaak tot het de facto langer bewaren van een bulkdataset. De lat ligt daarbij ook nog behoorlijk laag. Dat is onwenselijk, gelet op de gemaakte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van zeer veel personen of organisaties.

De TIB acht het aangewezen dat de objectieve toetsingscriteria worden uitgebreid met een volledige toets op proportionaliteit. Het is dan aan de minister om tevens te wegen of het operationeel belang van de diensten voor het de facto langer bewaren van de bulkdataset zwaarder moet wegen dan de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer dat het langer bewaren met zich brengt. De door de minister gemaakte afweging kan de CTIVD dan bindend toetsen.

c) Maximaal aantal termijnen voor verlenging van de beoordelingstermijn

De voorgestelde regeling is zo vormgegeven dat de diensten jaarlijks een verzoek kunnen indienen bij de minister om de termijn voor de beoordeling van bulkdatasets op relevantie te verlengen. Er is geen maximum gesteld op deze mogelijkheid. Met de regeling is het voorzienbaar dat bulkdatasets lang, waarschijnlijk jarenlang, zullen worden bewaard door de diensten. De voortdurende bewaring maakt een inbreuk op de privacy van personen of organisaties die niet in onderzoek zijn.

De Afdeling heeft opgemerkt dat de kans klein is dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een onbegrensde termijn voor bewaring van die gegevens in het kader van artikel 8 EVRM aanvaardbaar zou achten. De Afdeling heeft hier nadrukkelijk in zijn advies op gewezen en in overweging gegeven hier nader op in te gaan. Daarbij heeft de Afdeling mede in ogenschouw genomen dat de CTIVD bindend toezicht houdt, hetgeen in de eerdere regeling ook al het geval was.

De TIB constateert dat in de toelichting bij de nota van wijziging geen expliciete overweging is gewijd aan de opmerkingen van de Afdeling. Er wordt slechts verwezen naar de eerder gegeven overwegingen ten aanzien van grondrechtelijke en mensenrechtelijke aspecten4 en gesteld dat deze overwegingen “onverkort van toepassing zijn”. Gelet op het expliciete advies van de Afdeling dienaangaande is dat niet zonder meer begrijpelijk, zeker als geconstateerd moet worden dat in deze toelichting geen expliciete aandacht is geschonken aan een langere, niet gemaximeerde bewaartermijn.

De TIB geeft daarom nadrukkelijk in overweging alsnog te beschrijven op grond waarvan de wetgever een langere, niet gemaximeerde bewaartermijn aanvaardbaar acht in het licht van de ontwikkelingen in Europa als het gaat om de langdurige opslag en verwerking van privacygevoelige gegevens. Daarbij zou ook aandacht moeten worden geschonken aan de afwegingen met betrekking tot de objectieve toetsingscriteria en daarmee het toetsingskader van de CTIVD.

d) Overgangsrecht en de hernieuwde verwerving van reeds verworven bulkdatasets

In de nota van wijziging is tevens een overgangsbepaling opgenomen. Op het moment van inwerkingtreding van deze wet mag de minister ook ten aanzien van bulkdatasets die nog onderworpen zijn aan een beoordeling op relevantie op grond van de Wiv 2017 toestemming verlenen voor verlenging van de beoordelingstermijn. Dit heeft dus betrekking op alle bulkdatasets die op het moment van inwerkingtreding van deze wet maximaal anderhalf jaar eerder zijn verworven.

Bulkdatasets die langer dan anderhalf jaar geleden zijn verworven worden vernietigd (conform het bepaalde in artikel 27, eerste lid, Wiv 2017). De nota van wijziging beschrijft dat deze vernietigde bulkdatasets opnieuw kunnen worden verworven. Daarover is onder meer het volgende geschreven: Nu verzet de Wiv 2017 zich er niet tegen dat bulkdatasets die vanwege enkel tijdsverloop dienen te worden vernietigd, maar waarvan de toets op relevantie nog niet integraal heeft kunnen plaatsvinden, opnieuw worden verworven. Echter dit biedt alleen een oplossing voor zover opnieuw verwerven ook feitelijk mogelijk is. Wel zal ook het opnieuw verwerven onderworpen dienen te zijn aan een toets op met name noodzakelijkheid en proportionaliteit. In feite spelen dan dezelfde criteria een rol die hieronder in relatie tot de mogelijkheid tot verlenging van de beoordelingstermijn van het voorgestelde artikel 14b nader worden uiteengezet. Er zal opnieuw moeten worden aangetoond dat de inhoud van een set die inmiddels is vernietigd, nog steeds, of opnieuw noodzakelijk is voor het beschermen van onze nationale veiligheid. Daarbij wordt nadrukkelijk het karakter van bulkdatasets meegewogen. Dit vraagt om een weging en beargumentering waarom de noodzaak van het opnieuw verwerven van deze gegevens opweegt tegen de inbreuk..

De TIB merkt op dat de relevantiebeoordeling is bedoeld als waarborg voor die personen of organisaties wier gegevens door de diensten worden verworven, maar zelf geen onderwerp van onderzoek zijn en dat ook nooit zullen worden. Deze waarborg dient ter bescherming van het recht op privacy van deze personen of organisaties. Alleen gegevens die relevant zijn voor de onderzoeken van de diensten mogen langer dan anderhalf jaar worden bewaard. De toelichting in de nota van wijziging doet het nu voorkomen alsof geen sprake is van een waarborg en dat het in de geest van de wet zo moet worden begrepen dat hernieuwde verwerving onder hetzelfde beoordelingskader mogelijk moet zijn. Dat zou betekenen dat de relevantiebepalingen en de beoogde, bindende toets eenvoudig omzeild kunnen worden.

De TIB is van oordeel dat slechts in bijzondere, zwaarwegende omstandigheden sprake kan zijn van hernieuwde verwerving van gegevens die reeds eerder zijn verworven, en waarvoor de diensten anderhalf jaar de tijd hebben gehad deze te beoordelen. Een andere uitleg van artikel 27 Wiv 2017 – die er op neerkomt dat telkens opnieuw dezelfde gegevens kunnen worden verworven na vernietigen van de eerder verworven gegevens – beschouwt de TIB als omzeiling van een waarborg en daarmee als U-bochtconstructie.

2.2. “Stomme tap”

Inzet van een “stomme tap” betekent feitelijk het aansluiten van een tap op bijvoorbeeld een telefoonnummer, zonder de inhoud van gesprekken te krijgen. Wat wel verkregen wordt zijn - in real time - de verkeersgegevens (wie belt met wie) en de locatiegegevens. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in een uitspraak van 6 oktober 2020 aangegeven dat een “stomme tap” moet worden voorzien van een voorafgaande, bindende toets door een onafhankelijke instantie. De Wiv 2017 voorziet hier op dit moment niet in. Door de TIB is bij consultatie van het wetsvoorstel reeds aandacht gevraagd voor een tijdige wijziging van de wet om gevolg te geven aan dit vereiste.5

Het is een goede zaak dat nu wordt gekozen voor de implementatie in een wettelijke regeling, en dat niet wordt gewacht tot de grondige herziening van de Wiv 2017.6 Met de in de nota van wijziging opgenomen regeling wordt in afwijking van de Wiv 2017 bepaald dat inzet van een “stomme tap” voorafgaand bindend wordt getoetst door de TIB.

Dit wordt bereikt door te bepalen dat in afwijking van de huidige regeling in artikel 55 Wiv 2017 voor inzet van een “stomme tap” een verzoek zal worden gedaan door het diensthoofd. Vervolgens zal de minister of namens deze het hoofd van de betrokken dienst de toestemming verlenen. Niet duidelijk is of het verzoek schriftelijk moet worden gedaan en evenmin aan wie het verzoek gericht moet worden. Ten aanzien van andere bijzondere bevoegdheden in de Wiv 2017 is wel bepaald dat een verzoek schriftelijk moet te worden gedaan. Wellicht is dit over het hoofd gezien.

Op de eerste plaats is het merkwaardig dat een diensthoofd op zijn eigen verzoek kan beslissen. Het kan wellicht niet de bedoeling zijn geweest dit zo vorm te geven. Hier moet wel worden onderkend dat sprake is van een stelselwijziging. Op dit moment kan het diensthoofd geen toestemming voor inzet van een bijzondere bevoegdheid geven namens de minister. Achter deze constructie komen meer fundamentele vragen weg. Voor welke bevoegdheden kan door een diensthoofd toestemming worden gegeven? De TIB begrijpt dat toestemming voor een stomme tap door de minister wat “zwaar belegd” is. Meer in het algemeen kan de vraag worden gesteld of het wenselijk is dat voor alle bijzondere bevoegdheden toestemming van de minister vereist is. Maar die discussie is thans niet aan de orde. De TIB acht het verstandig de regeling op dit moment zo vorm te geven dat hij past in het huidige stramien: de minister verleent toestemming op een verzoek gedaan namens het diensthoofd, waarop de TIB vervolgens de rechtmatigheid van de verleende toestemming van de minister beoordeelt.

Daarnaast valt op dat artikel 14e verwijst naar artikel 36 en 37 Wiv 2017. In deze artikelen is respectievelijk de feitelijke uitvoering van de toets door de TIB beschreven en de spoedprocedure geregeld. Als de TIB de voorziening goed begrijpt volgt uit het overeenkomstig van toepassing verklaren van artikel 36 Wiv 2017 dat de spoedprocedure in artikel 37 Wiv 2017 mogelijk wordt. In zoverre lijkt die toevoeging niet nodig. Artikel 32 Wiv 2017 ontbreekt echter. In dit artikel is de taakstelling van de TIB beschreven en wordt gesteld dat oordelen van de TIB bindend zijn. Door het ontbreken van artikel 32 Wiv 2017 lijkt de regeling zo bedoeld te zijn dat er alleen een verplichting is gecreëerd tot het voorleggen van een verleende toestemming ter toetsing door de TIB.

3. Informatie-uitwisseling met de CTIVD

De wijzigingen in de nota zijn beperkt tot de introductie van twee wettelijke voorzieningen. Bij deze wijziging wordt artikel 11 van het voorstel, dat betrekking heeft op de informatie-bepaling tussen TIB en CTIVD, niet gewijzigd. De mogelijkheid tot informatie-uitwisseling is, zo begrijpt de TIB, beperkt tot de in het kader van de uitoefening van de Tijdelijke wet opgedragen toezichtstaken.

Artikel 11 van het wetsvoorstel geeft immers de mogelijkheid tot uitwisseling van informatie slechts voor zover het gaat om “een effectieve uitvoering van de aan haar in het kader van deze wet opgedragen taak”. Deze wet is de Tijdelijke wet en niet de Wiv 2017. De TIB begrijpt het artikel en de toelichting daarop zo dat het gaat om de taken die de TIB (en de CTIVD) in het kader van de tijdelijke wet opgedragen worden, waaronder dus de taken die voortvloeien uit de met de nota van wijziging toevoegde voorzieningen over bulkdatasets en de “stomme tap”. De Wiv 2017 blijft verder van toepassing en kent – zo volgt ook uit de toelichting bij de tijdelijke wet – een gesloten stelsel van gegevensverstrekking.

Dat betekent feitelijk dat het nog altijd niet is toegestaan om – bijvoorbeeld – voor de beoordeling van hackverzoeken in een terrorismeonderzoek noodzakelijke onderzoeksbevindingen te delen. Zo zou het kunnen voorkomen dat de inzet van een onbekende kwetsbaarheid binnen een hackoperatie ten behoeve van een terrorismeonderzoek reeds is beoordeeld door de TIB. Pas later, tijdens de uitvoering van een hackoperatie in het kader van de Tijdelijke wet, blijkt diezelfde onbekende kwetsbaarheid wederom ingezet te moeten worden. Die inzet valt dan onder toezicht van de CTIVD. De CTIVD zou de TIB dan niet mogen vragen naar haar bevindingen. Juist in dergelijke gevallen zou het voor de diensten versnellend kunnen werken indien de informatie-uitwisseling mogelijk zou zijn.

De TIB meent dat het uitwisselen tussen TIB en CTIVD over alle voor het toezicht relevante informatie substantieel kan bijdragen aan effectief en gedegen toezicht. Het draagt daarnaast bij een meer rechtszekerheid voor de diensten. Daarom wordt in overweging gegeven de informatie uitwisseling in de tijdelijke wet zo te regelen dat het geldt voor alle bijzondere bevoegdheden waarvoor een TIB-toets aan de orde is, en dus niet uitsluitend voor bijzondere bevoegdheden in het kader van het onderzoek naar landen met een offensief cyberprogramma en de voorzieningen over bulkdatasets en de “stomme tap”.

Daarnaast merkt de TIB ten aanzien van de voorgestelde regeling nog het volgende op. In de reactie op de consultatieversie van het wetsvoorstel heeft de TIB aangegeven dat de toen opgenomen regeling met betrekking tot de informatie-uitwisseling tussen TIB en CTIVD effectief en onafhankelijk toezicht in de weg stond. Concreet ging het de TIB om de destijds daarin opgenomen plicht het diensthoofd vooraf te informeren over de te verstrekken inlichtingen aan de CTIVD (artikel 12 lid 2 in de consultatieversie) en de informatie-uitwisseling met de CTIVD gelijktijdig te melden bij de minister (artikel 3 lid 3 in de consultatieversie). Na de consultatieversie is het wetsvoorstel aangepast in die zin dat beide vereisten zijn geschrapt. Het artikel zelf en de toelichting daarop is ook aangepast. In de toelichting bij het artikel is het volgende toegevoegd (vetgedrukt): 

Met het oog op een goede uitvoering van de aan hen opgedragen taak in het kader van de toepassing van de Tijdelijke wet is het noodzakelijk dat de TIB en de afdeling toezicht inlichtingen kunnen verstrekken daar waar de taak van de TIB (ex ante toets in de autorisatiefase, noodzakelijk voor het kunnen inzetten van een bevoegdheid) raakt aan die van de afdeling toezicht van de CTIVD (ex durante, te weten bij de uitvoering van de bevoegdheid) en vice versa. Het gaat dan om inlichtingen betreffende bevindingen die de toetsingscommissie onderscheidenlijk de afdeling toezicht bij de uitvoering van hun taak in het kader van deze wet hebben opgedaan en die voor de taakuitvoering van de ander van belang kan zijn. Nu de Wiv 2017 een gesloten stelsel van gegevensverstrekking kent, ook waar het gaat om verstrekking door de TIB aan de afdeling toezicht en vice versa, dient daarvoor een wettelijke grondslag te worden gecreëerd. Artikel 11 voorziet daarin. Indien de TIB bij haar besluitvorming van oordeel is dat het wenselijk is om de CTIVD op bepaalde punten te wijzen, dan neemt zij dit op in haar rechtmatigheidsoordeel. Indien de CTIVD naar aanleiding van haar toezichtstaak onder deze Tijdelijke Wet tot het oordeel komt dat het wenselijk is de TIB te wijzen op punten, dan wordt dit aan tevens aan de diensten medegedeeld.

De toegevoegde passage in samenhang met de daaraan voorafgaande toelichting kan zo gelezen worden dat het de TIB slechts bij haar oordeel is toegestaan de CTIVD op bepaalde punten te wijzen. Als de toevoeging het oog heeft op het beperken van de informatie-uitwisseling tot het schriftelijk meegeven van aandachtspunten, acht de TIB dat onaanvaardbaar. Dan komt de regeling neer op de eerder in consultatieversie van het wetsvoorstel opgenomen regeling, dat informatie-uitwisseling alleen is toegestaan na de mededeling daarvan aan het diensthoofd en de minister. De beslissing van de TIB worden immers verstrekt aan het diensthoofd en de minister.

De TIB hecht aan een vrije en onbelemmerde informatie-uitwisseling met de CTIVD. Dat betekent dat zij ook voorafgaand aan haar besluitvorming informatie wil kunnen uitwisselen, teneinde (eventueel ook) op basis van de van de CTIVD verkregen informatie een oordeel te kunnen vormen. De TIB kan zich echter niet voorstellen dat de aanpassingen zijn gedaan om te bewerkstelligen dat de TIB enkel bij eindoordeel punten aan de CTIVD zou mogen doorgeven, omdat het voor de noodzakelijk geachte snelheid van handelen van de diensten juist ongunstig zou zijn als informatie-uitwisseling tussen de TIB en CTIVD op deze wijze zou worden vormgegeven. De TIB vraagt daarom tevens aandacht voor deze regeling, die nu alleen in het wetsvoorstel geregeld is.

4. Afronding

In deze reactie heeft de TIB haar visie gegeven over de nota van wijziging. Daarnaast zijn enkele opmerkingen gemaakt ten aanzien van de informatie uitwisseling met de CTIVD. De TIB is vanzelfsprekend graag bereid de hier gemaakte opmerkingen nader toe te lichten aan de bij het wetsvoorstel betrokken partijen.

Voetnoten

Dit is een tabel om de voetnoten in weer te geven
1

Nota van wijziging bij de Tijdelijke wet onderzoeken AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma (Kamerstukken II, 2022-2023, 36 263).

2 Kamerstukken II, 2022-2023, 36 263.
3 Advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State van 23 juni 2022, kenmerk W04.22.0073/I.
4 Kamerstukken II 2022-2023, 36 263. nr. 3 (MvT, p. 34 e.v.).
5 Reactie op het concept wetsvoorstel Tijdelijke wet onderzoek AIVD en MIVD naar landen met een offensief cyberprogramma d.d. 14 april 2022, te raadplegen op www.tib-ivd.nl.
6 De herziening van de Wiv 2017 zal naar verwachting nog een tijd op zich laten wachten, zie Kamerbrief “Jaarplanbrief MIVD 2023” d.d. 22 december 2022.